26/05: Boeken

Categorie: De pot nat
Door: Maartje
Er is zoveel. Dat ik’s ochtends veel tijd heb en mijn werk doodgraag en altijd met de glimlach doe en ’s avonds rustig kan ontspannen.

Het is ook zo. Ik kan daar stukje na stukje aan wijden en iedereen zou jaloers zijn en ik zou daaraan denken terwijl ik met wapperende vlecht gezwind langs de Dijle loop en nog een beetje harder gaan.

Wat een donzig leventje.

Ja, ik heb heerlijk trage ochtenden, met koffie uit mijn french press van bodum en verse aardbeien op een brioche en de krant, maar het dampen van het kokend water roept mijn gillen van vorig jaar vaak bij me op – die diepste wonde zit blijkbaar toch binnenin.

En van mijn werk kan ik geen nieuwe groene schoenen kopen, deze maand.

Niets menselijk is mij vreemd. Ik slaap doorgaans diep en zorgeloos – en dan lig ik plots wakker.

Er is een reden waarom ik liever boeken lees dan internet. Het is oprechtere herkenning.

29/12: Been (bis)

Categorie: De pot nat
Door: Maartje
Aan de brandwond op mijn been houd ik ook een bijzonder traumaatje over. Er gaat natuurlijk geen dag voorbij zonder dat ik eraan denk, er gaat immers geen dag voorbij zonder dat ik mijn bovenbeen bekijk en de gekke vlek die ik daar heb. En als ik warme douches neem, of loop, of met dunne kousen in de koude kom, gaat de huid er razend kwaad uitzien.

Net wilde ik een voetbad nemen dat te warm was, en met het onwillekeurig kreetje dat ik slaakte toen ik mijn voet reflexmatig uit het hete water trok, zat ik meteen weer te gillen op café, toen ik mijn been niet onder het water weg te trekken had - het water trok zich naar me toe.

En elke dag zie ik dat kopje nog wel een keer vallen.

Dat is niet erg. Het ligt er ook aan dat ik vaak thee drink, en van nature de dingen eerder onthoud dan vergeet.

Het meest van al kon ik me dit jaar ontspannen in die twee weken. Stilzitten is mijn forté niet, maar als je maar genoeg pijn hebt als je gaat bewegen, gaat het vanzelf. Ik had zo'n dot-to-dot-boek waarin je foto's tekent door nummers van één tot duizend te verbinden, en naar mijn gevoel is dat wat ik dagenlang deed - 's ochtends op de thuisverpleegster wachten, misschien naar de apotheker schuifelen, mechanisch van één tot duizend tellen met een balpen, in slaap vallen, 's avonds wakker worden, in bed kruipen.

De pijn ben ik vergeten, en de nachtmerries, neveneffect van de pijnstillers die ik nam, komen me nu grappig over.

Zo goed ben ik met melancholie dat ik de twee vreselijkste weken van dit jaar kan bijna missen alsof het een vakantie was.

04/12: Been

Categorie: De pot nat
Door: Maartje
Ergens moet ik toch toegeven dat het mijn herfst niet was.

Iemand trapte op mijn hart, ik brak mijn pols op twee plaatsen, mijn handtas werd gestolen, de wc overstroomde, de lamp ging stuk.

Ik had het allemaal al eerder meegemaakt. Op een dag merk je dat je hart genezen is, en nog later mag je plaaster er af. Iemand vindt je identiteitskaart terug, de loodgieter maakt een grapje waarvan je moet grinniken.

Er is altijd het licht nog, en vriendelijkheid. Ik weet niet of ik, de keuze gelaten, echt iets zou veranderen. Ik denk er eigenlijk ook niet over na. Die dingen gebeuren.

Op het laatst trok ik een x bij scrabble. Ook een beetje pech. En daarvoor nog verbrandde ik mijn rechterbovenbeen aan kokend water. Je zal altijd wel blijven zien waar de schade het diepste was. Ik weet nog niet wat ik daarvan moet vinden. Meestal ben ik littekens al gewend als er nog wonde is, maar deze zijn zo echt. En zo plots. Je trekt een kort kleedje aan, een tas valt om, je staat later voor de spiegel en je denkt, ben ik ijdel, of mag ik zuchten?

Soms zucht ik. Meestal niet. Dingen gebeuren. En ondanks de zware pijnstillers die ik toen nog nam, heb ik het spelletje na die x met glans gewonnen.
Categorie: De pot nat
Door: Maartje
In de lagere school zat er een jongen, telkens in het andere leerjaar, die vaak ziek was. Thomas heette hij. Wat hij precies had heb ik nooit geweten. Het maakte ook niet uit voor wie ik was, het leven dat ik had als kind was heel erg klein.

Die hele zes jaar lang was hij er zoals zoveel andere kinderen op de achtergrond.

Thomas stierf toen hij dertien, veertien jaar was, net voor de zomer begon.

Soms denk ik een hele dag aan Thomas. Ik heb er nog nooit de vinger op kunnen leggen wanneer precies.

Onlangs zag ik zijn zus in de winkel. Zij was een paar jaar jonger – ooit althans. Weer moest ik hard aan hem denken. Dertien jaar. Toen hij stierf leek het alsof hij dan toch een half leven had gehad. Wat ik, en dus ook hij, wij achter ons hadden leek al zo lang, en zo significant.

Ik word zevenentwintig binnen een half jaar. Misschien is Thomas binnenkort wel al even lang dood als hij heeft geleefd. En wat moet hij nog gemist worden door de mensen van wie hij echt het leven was.

En dat ik zelfs nog aan hem denk.

Eén van de mooiste dingen van het geheugen is hoe een leven veel langer en veel breder kan uitlopen dan je eigenlijk zou denken.

04/05: De tijd

Categorie: De pot nat
Door: Maartje
De laatste keer dat ik op de klok keek was het februari. Steenkoud buiten ook. Ineens is het alweer mei en een beetje warmer. Ik heb bijna geen koude tenen meer.

Het is niet dat ik geen tijd heb om de dingen te doen die ik wil doen. Het past nog steeds allemaal in mijn agenda. Alleen afwassen schiet er soms bij in.

Ik voel me ook niet opgejaagd, of gehaast. Ik hoef niet te trekken om overal op tijd te geraken.

Daar gaat het allemaal niet om. Ik vraag me alleen af waar alle dagen zijn gebleven. Op een nuchtere manier, zoals ik me ook afvraag waar mijn andere zwarte sportsok is.

Alleen als ik ga lopen heb ik de tijd volledig in mijn greep. Ik combineer een allegaartje aan lussen op de piste, naast de piste en achter de piste, waarvan ik precies weet hoelang ze duren. Als ik op vrijdagochtend voor mijn werk op dàt uur opsta en vertrek, dan weet ik dat ik precies op dàt uur onder de douche sta. Totale zekerheid.

Misschien ga ik daarom steeds langer en steeds liever lopen. Ik kan er iets mee controleren dat je eigenlijk niet controleren kan.

17/03: Het licht

Categorie: De pot nat
Door: Maartje
Ik heb een tijdje lastig rondgelopen. Latent eerder, ik heb werk waarvoor ik vriendelijk moet zijn en dat lukt me altijd, maar soms moest ik plots dieper dan mijn navel gaan voor het laatste beetje glimlach.

Ik sliep slecht. Het begon met het gat in mijn hand dat traag en pijnlijk genas – nog steeds is het niet dicht, het litteken scheurt steeds weer opnieuw een beetje open, door de kou, of lichte wrijving in mijn broekzak.

Weer wist ik me gezegend dat ik in de regel zorgeloos en zalig slaap, want tijdens eenzame, wakkere uren lijkt er in mijn hoofd enkel ruimte voor de zorgen van mijn broze meisjeshart. Ik ben alweer zesentwintig geworden en mijn leven lijkt in niets op wat ik me er tien jaar geleden van voorstelde.

Dat is, voor alle duidelijkheid, bijna uitsluitend positief – op mijn zestiende was ik wereldvreemd, naïef, had ik bijzonder weinig vrienden en geen idee van het vuur dat in mij brandt en hoe waardevol dat is. Ik schatte toen mezelf niet in en dus al helemaal niet naar de juiste waarde.

Maar tijdens de koudste nachten van het jaar is, wakker dan toch, alles anders.

Mijn huisarts, die het gat in mijn hand bekeek, raadde me een paar dagen vakantie aan. Een gouden tip, want het ergste beetje winterdip had ik doorworsteld toen die zich deze week eindelijk aandienden, waardoor ik plots gewoon vakantie had. Tegen de verwachting in was het nog putje winter, maar daar kon ik dan, op zich, mee leven.

En toen dinsdag, na die eerste vrije dag, ging ik ’s avonds lopen. Ik loop wel vaker in de kou, weinig houdt mij tegen – lopen is het beste medicijn tegen kleine ellende als hoofdpijn of scheldtirades die je nooit kan uitspreken. En kou was het, met veel verse sneeuw en gladde riooldeksels om te vermijden – wat dat betreft was dinsdagavond niet veel anders dan het gros van januari. Waar het gat in mijn hand al in litteken is veranderd werd mijn vel donkerpaars, zo kon ik zien, ja, het is nog steeds geen voorjaar.

En toch niet helemaal. Vaak loop ik in het pikkedonker over de schaars verlichte piste, te hopen dat verkrachters de winter minder fit dan ik doorkomen. En plots werd het niet donker. De zon ging onder, maar de kleur van de wereld verdween nog niet meteen – weer blauwe lucht, na weken grijs, en zelfs met roze strepen, zo’n avond uit een jeugdboek dat je altijd bijblijft.

De winter is er nog – in de kleren die ik draag, in de kilte van mijn neus, in mijn gesprongen lippen, in de hopen sneeuw die zo hardnekkig blijven liggen. Maar het licht is nu al van de lente.

27/02: Wennen

Categorie: De pot nat
Door: Maartje
Meer dan een jaar geleden veranderde ik het paswoord van mijn mailbox. Nog steeds sla ik bij het inloggen eerst een hoofdletter G aan die ik vervolgens wegdoe. Zo fel is het paswoord dat ik vier, vijf jaar geleden bedacht ingesleten in mijn hersenen, dat mijn linkerpink en rechterwijsvinger automatisch gaan samenwerken.

Aan sommige dingen lijk je nooit te kunnen wennen.

Vier weken geleden morste ik hete lijm op de rug van mijn hand. De brandwonde die ik eraan overhield was compact maar diep - intussen ben ik mijn linkerhand gaan kennen als verbonden met een klein verbandje. 's Ochtends als ik een douche neem kijk ik naar de rauwe plek die al door roze litteken is omrand en kan ik me met de beste wil van de wereld niet voorstellen dat het vel er daar ooit normaal heeft uitgezien. Alsof ik zo geboren ben.

Sommige dingen ben je zo gewoon.

18/01: Winterprik

Categorie: De pot nat
Door: Maartje
De kou bijt, maar op mijn werk zie ik er graag toonbaar uit. Dus over mijn nylonkousen en mijn kleedje trek ik dikke sokken aan, een joggingbroek met zo'n pluizige voering en een hele warme trui. Twee sjaals, de dikste wanten op de markt. Mijn echte schoenen steek ik in een zak, het zout wil ik hen sparen. Op mijn sportschoenen glibber ik zo mijn dagtaak tegemoet.

Zo blijf ik even warm als het vooruitzicht van de zomer, maar het heeft een bizarre prijs - deze dagen ben ik minder mens dan mummie.

Alleen als ik ga lopen niet. Dan leg ik een eenzaam extra laagje over mijn outift van december en daarmee lukt het wel.

Vanochtend nog, ik kon niet anders, mijn loopkleren had ik gisteren veel te suggestief op een stoel gelegd. 's Avonds kan het zo gemakkelijk zijn te willen dat je 's ochtends iets gaan doen. Maar toch, trouw aan mezelf draafde ik de deur uit, tot aan de geloofwaardig Finse piste die ik slechts met een nog zo'n gekke ziel moest delen. Vrijdagochtend, kwart na zeven, gevoelstemperatuur min tien en zij en ik met elke onze eigen muziek, blik strak vooruit op het onvoorspelbaar wit, asociaal eigenlijk tot in elke four-way-stretchy vezel, maar even snel, en daardoor een paar kilometer lang verbroederd. In plaats van ik voor haar of zij achter mij liepen we naast elkaar, zwijgend wel, maar toch - doorheen dezelfde kou en ochtendmoeheid.

En dan moest ik voorbij de scholen weer naar huis. De leerlingen krioelen op dat uur over het plein, de pendelaars zitten terug zelfzeker op hun fiets nu de sneeuw is weggeruimd. Ik wervelde ertussen, schoot voor een fiets - het alternatief was botsen en dat wou ik niet. De vrouw schoot uit balans, ze moest haar voet zetten op de grond en schold me uit, maar waarvoor weet ik niet, want mijn muziek staat op speaker en door dat alles heen zong Michael Stipe spottend haast van come on come on no one can see you try-y-y-y-y.

In de high die alleen het eind van een eind rennen met zich meebrengt was ik bijna zo licht als de laatste schemering die er nog hing.

Eigenlijk loop ik niet zo graag. Maar toen wel, want zij hun verplichting, de sleur alweer, ik mijn lichtheid, door weer en wind, langs sneeuwhopen op de stoep - en het vooruitzicht van een iets te hete douche.

27/12: De lucifers

Categorie: De pot nat
Door: Maartje
Natuurlijk waren op een dag de lucifers op. Ik woon in een oud appartement, met een gasvuur zonder ontsteking, dus ’s ochtends kon ik geen warme melk met thee en kruiden maken.

Ik hecht erg aan mijn ontbijt, graag heb ik dat er wat werk bij komt. Hoewel ik nog het liefst van al die paar minuten roeren, schrapen, persen eigenlijk onder de warmte van mijn dek zou liggen, heb ik gemerkt dat ik de ochtend kan verlengen door hem op te vullen. Zo schuif ik de plicht die komt, het werk dat ik nochtans graag doe, elke dag een eindje voor me uit. Ik steel de tijd die ik nooit gedacht had te hebben, omdat ik van nature eigenlijk lui ben en bedlegerig voor negen uur.

Van dien aard waren mijn problemen dit jaar, met daarnaast de clichés die iedereen wel min of meer zal kennen. Altijd maar verloren sokken, nog klamme losse thee van gisteren in de theepot, een wimper in je oog, traag internet, een kapotte lamp in de gang, schimmel op de kaas, of botte messen.

Ik geloof niet stellig dat alles altijd goedkomt, het soort valse troost dat je tegenwoordig wel vaak hoort. Of dat er een voorzienigheid is die wat gebeurt toch goed bedoelde, een dooddoener die eeuwenlang al meegaat. Het leven kan je op elk moment snoeihard naar beneden trekken, je moet – volgens mij – bijzonder wereldvreemd zijn om niet te beseffen dat je daar zelf niet de minste vat op hebt. Maar ik geloof wel in dit momentaan geluk, dat als een talisman om me heen lijkt te hangen. Vind ik een sok niet, dan draag ik twee verschillende, zoals vandaag. Toen ik net mijn schoenen uittrok, moest ik daarmee lachen. En met mezelf heb ik een afspraak dat ik de oude blaadjes thee weggooi, thee zet, en mijn toekomstige zelf, die van de dag erna, met de rest laat zitten. Appeltje eitje.

Ik ging lucifers kopen en de weekendkrant, het was een zaterdag. Typisch zo’n scène die ik onrealistisch uitgevoerd zou vinden moest ze me voorgeschoteld worden door een hollywoodfilm. Zo prettig gewoon is mijn dagdagelijks leven plots geworden dat ik het zelf niet zou geloven, en zo plots, of misschien geleidelijk, dat ik niet weet wanneer precies het is begonnen.

21/12: Mohamed

Categorie: De pot nat
Door: Maartje
Ik vergat mijn portefeuille in mijn karretje in de colruyt. Ik belde of ze hem gevonden hadden maar mijn geluk leek op die dag.

Steeds schoot me door het hoofd hoeveel zo’n portefeuille eigenlijk vertegenwoordigt en hoeveel tijd ik niet zou nodig hebben om dat allemaal weer op te bouwen – niet alleen de paperassen, maar vooral de kleine dingetjes die me door de jaren zijn aangereikt, een gedicht dat me de adem af kan snijden, een artikeltje uit de krant, reclame voor een luchtmatras.

Dat ik mijn rijbewijs en consoorten moest vernieuwen, dat idee kon ik al gauw omarmen, natuurlijk zijn de foto’s lelijk en zo schuif ik de deadline waarop het echt officieel ook moet, steeds verder voor me uit – net als mijn yoghurt gaan mijn bank- en identeitskaart nooit tot hun vervaldatum mee.

Maar die spulletjes, daar was ik een paar uur lang af en toe het hart van in.

Ik ging van pure miserie en ook zoals altijd op woensdag dan maar naar mijn stamcafé, waar ik een hele resem telefoontjes kreeg en pleegde, tot ik wist dat mijn portefeuille gevonden was, door Mohamed. Ik ging hem halen, want het was die avond mijn toer om te trakteren.

Ik weet dat Jezus is geboren en prompt onze zonden op zijn schouders nam. Dat we daarom kerstmis vieren, om het licht dat was gekomen. Maar tweeduizend jaar is een lange tijd om één man te vieren, dat lijkt een obsessie te zijn geworden, zoals altijd opnieuw maar vertellen in de krant over Bart De Wever en Michelle Martin.

En donker wordt het toch.

Nee, dan vier ik dit kerstfeest liever Mohamed, die mijn portefeuille vond en de nummers die erin staan rondbelde tot hij gehoor kreeg, die op zijn sokken naar beneden kwam en zich excuseerde omdat hij erin had gezocht naar wie ik was.

Ach man, zei ik, en ik bedankte hem keer telkens weer, ik gaf hem een eerste keer een hand en later toen ik weg ging nog een keer.
Pas 's nachts maakte ik me plots zorgen dat ik mijn wanten niet had uitgedaan, en hoe gek dat misschien wel leek.

Dankbaarheid vind ik moeilijk. Er zit, precies, altijd iets in de weg. Dat ik veel te duidelijk wil tonen dat ik echt, echt dankbaar ben. Of mijn wanten.