23/09: Een openbare zitting
Nu mijn interimwerk is afgelopen en ik ook geen academiejaar heb om sluimerend mee te beginnen, zijn mijn ochtenden leger dan anders. Korter ook, het spreekt voor zich dat ik halfzeven alleen maar meemaak in de dromen die ik dan nog heb. Maar nuttig is het niet echt en ook qua verrijking heb ik boeiendere periodes gekend. Dus voor ik gisteravond online afsloot, zocht ik op welke metro ik moest nemen om aan het justitiepaleis te komen - nummer twee, zo bleek. En na een ritje van drie haltes en wat zoeken in de gangen zat ik op de bezoekersbanken van het proces tegen Adam G. Ik doe eens iets nieuws, had ik gedacht, en voor ik het geweten had, zat ik op de trein naar Brussel Zuid.
Alle mensen daar waren ofwel druk bezig met de tools die ze meehadden of ze waren kwaliteitskranten aan het lezen. Ik had de mijne thuis laten liggen, dus keek ik aandachtig naar de vloer en meer nog naar het plafond - in de rechterachterhoek was de groene verf een beetje afgebladderd. Dat stoorde wat in die verder sjieke zaal met gouden omlijstingen en schilderijen uit een ander tijdperk. En tegelijk gaf het de zaal iets menselijks. Na het plafond kwam het mensenkijken, de voorkant van de zaal zat gevuld met mensen die niets meer te verliezen hebben in hun leven, zomaar tentoongesteld aan het oog van de toevallige passant, de werkloze, de cameraman die uit is op een traan om ingezoomd te tonen tijdens het jaaroverzicht.
Fascinerend hoe iedereen op dezelfde mensen zat te wachten en hoe die zenuwachtigheid meteen op mij oversloeg. Ik vroeg me af of dat dan empathie was - zó erg voor alle partijen in de zaal, het glazen hokje niet te nauw genomen - of egoïsme, dat je alles meteen op jezelf kan betrekken mocht je dat willen.
Hopelijk was het eerder uit medelijden dat zelfs ik die eerder toevallig in die zaal terechtkwam op mijn lip heb gebeten van spanning toen de voorzitser begon te lezen, oui, oui, oui, oui en dan de commotie die de non veroorzaakte, dat ik toen ook diep heb ademgehaald en in de richting van de ouders heb gekeken. Ik hoop het maar. Mijn fiets stond niet op slot aan het station en hij was niet gestolen, dat was een goed teken toen ik thuiskwam.
Elke dag naar zo'n assisenzaal is volgens mij een geslaagde remedie tegen geluk, al is daar niemand naar op zoek.
Alle mensen daar waren ofwel druk bezig met de tools die ze meehadden of ze waren kwaliteitskranten aan het lezen. Ik had de mijne thuis laten liggen, dus keek ik aandachtig naar de vloer en meer nog naar het plafond - in de rechterachterhoek was de groene verf een beetje afgebladderd. Dat stoorde wat in die verder sjieke zaal met gouden omlijstingen en schilderijen uit een ander tijdperk. En tegelijk gaf het de zaal iets menselijks. Na het plafond kwam het mensenkijken, de voorkant van de zaal zat gevuld met mensen die niets meer te verliezen hebben in hun leven, zomaar tentoongesteld aan het oog van de toevallige passant, de werkloze, de cameraman die uit is op een traan om ingezoomd te tonen tijdens het jaaroverzicht.
Fascinerend hoe iedereen op dezelfde mensen zat te wachten en hoe die zenuwachtigheid meteen op mij oversloeg. Ik vroeg me af of dat dan empathie was - zó erg voor alle partijen in de zaal, het glazen hokje niet te nauw genomen - of egoïsme, dat je alles meteen op jezelf kan betrekken mocht je dat willen.
Hopelijk was het eerder uit medelijden dat zelfs ik die eerder toevallig in die zaal terechtkwam op mijn lip heb gebeten van spanning toen de voorzitser begon te lezen, oui, oui, oui, oui en dan de commotie die de non veroorzaakte, dat ik toen ook diep heb ademgehaald en in de richting van de ouders heb gekeken. Ik hoop het maar. Mijn fiets stond niet op slot aan het station en hij was niet gestolen, dat was een goed teken toen ik thuiskwam.
Elke dag naar zo'n assisenzaal is volgens mij een geslaagde remedie tegen geluk, al is daar niemand naar op zoek.